De standhoudende crisissituatie heeft in ieder geval twee positieve effecten gehad: de hernieuwde interesse voor boeken en de opleving van de spelletjesmarkt. Daarbij heeft de schaakwereld een grote rol gespeeld. Vrienden van wie ik het nooit verwacht had hebben naar aanleiding van de isolatieplicht (en het kijken van The Queen’s Gambit, natuurlijk) het schaakbord afgestoft en zelfs terloops Tata Steel gevolgd. Aan het schaakanimo heeft de zegetocht van Jorden van Foreest zeker niets afgedaan; als vanouds gaan nationale glorie en sportgekte hand in hand. Dat het nu geen Formule-1 betreft maar ons geliefde bordspel is daarbij mooi meegenomen.
Boeken zijn een belangrijk deel van mijn leven. Zij bewaren de herinnering aan een gedachtegang, een belevenis of een historische gebeurtenis en getuigen van de waarde die de schrijver aan dat alles heeft gehecht. Of het nu gaat om koken, romantiek of geschiedenis, een boek doet meer of minder gepassioneerd verslag van iets dat van belang is voor ons leven. Daarvan leren we doorgaans meer dan van een alledaagse dag (hoewel een ogenschijnlijk alledaagse dag dan weer vaak het materiaal vormt voor nieuwe boeken!).
Ook schaakboeken kreeg ik al jong onder ogen. Mijn eerste boek was Van pion tot koning: Wonderkinderen aan zet van Jules Welling. Het boek is geschreven voor kinderen, om te laten zien dat leeftijd bij schaken geen rol speelt. Daarbij staan jeugdpartijen van latere wereldtoppers als Michael Tal, Bobby Fischer en Garry Kasparov centraal (wanneer zou de nieuwe editie uitkomen, met een hoofdstuk over onze huidige wereldkampioen?). Toch is Van pion tot koning geen gewoon kinderboek. Bol staand van anekdotes en partijfragmenten biedt het boek naast vermaak ook een hoop te leren. Van harte aanbevolen voor gemotiveerde kinderen die van verhalen houden en zelfstandig aan de slag willen.

Mijn eerste schaakboek: Van pion tot koning van Jules Welling
Waar Jules Welling mij inspiratie bood, daar gaf Paul van der Sterren met zijn boekenserie De wereld van de schaakopening een belangrijke aanzet om mijn eigen stijl te ontwikkelen. Stijl is een vergeten element, wat openingsboeken vaak droog en taai maakt. In een intelligente verkenning van de opening laat Paul van der Sterren zien dat de wereld van de schaakopening een rijke constellatie is. Elke keuze splitst een variant af die zich vertakt in nieuwe varianten. Het resultaat is een glorieus uitdijend (en soms schrikbarend!) schaakuniversum. De indeling naar open en halfopen varianten alsmede de flankspelen spreekt tot de verbeelding; de keuze welk van de drie boeken open te slaan kan weleens beslissend zijn voor het type speler waartoe je jezelf mettertijd ontwikkelt. Ikzelf voelde me onmiddellijk getrokken tot het dunnere boekje middenin de serie: de flankspelen. Laat de rest zich maar stukbijten op de hoofdvarianten, dacht ik. Ik werk mijn weg er wel omheen…

Naast inspiratie en stijl is structuur een kerndeel van iedere schaakopleiding. Daarin voorzag de serie van de onvolprezen Cor van Wijgerden en Rob Brunia: de Stappenmethode. Ik wil alle trainers op het hart drukken vooral de aanwijzingen in de handleidingen op te volgen, en niet alleen de werkboeken te gebruiken. Training vergt een holistische aanpak van lesgeven, inoefenen, spelen en met aandacht nabespreken; de Stappenmethode is niet alleen een manier om kinderen bezig te houden!
De Stappenmethode van Cor van Wijgerden en Rob Brunia in het midden afgebeeld
HET LAATST-GELEZEN SCHAAKBOEK
Een dubbelzinnige vraag: ‘Welk boek las je het laatst?’. Het boek dat, of eigenlijk: de boekenserie die, ik het laatst uitlas (voor zover dat kan met studieboeken) is de serie Crucial Chess Skills for the Clubplayer. Deze serie werd geschreven door medelander en Internationaal Meester Robert Ris, tevens trainer van Eline Roebers. De laatste schreef pas een wereldkampioenschap op haar naam: een verwachtingsrijke gebeurtenis voor de toekomst van meisjes- en vrouwenschaak in Nederland. Voor zowel het eerste als voor het tweede deel van Crucial Chess Skills schreef ik een recensie op Schaaksite.nl. De serie biedt een praktische methode met veel recente partijfragmenten, waarvan ik in mijn eigen trainerspraktijk graag gebruikmaak.
De serie Crucial Chess Skills for the Club Player van Robert Ris
Vat ik de vraag anders op, dan lees ik: ‘Uit welk boek las je het laatst (en waar ben je nu dus nog mee bezig)?’ Dan kom ik bij Jonathan Rowson, een schakende filosoof uit Schotland, die al meerdere klassiekers op zijn naam heeft staan. Van hem lees ik niet het eerdere The Seven Deadly Chess Sins (2000) of Chess for Zebras (2005), maar zijn nieuwste The Moves that Matter: A Chess Grandmaster on the Game of Life (vertaald als De juiste zet). Ook ik ben filosofiestudent, maar op schakend vlak delf ik tegenover GM Rowson duidelijk het onderspit. Als zijn lotgenoot klinkt niet alleen het kader van schaakreferenties (naar klassieke partijen zoals Byrne-Fischer te New York, 1956) maar ook dat van filosofen (als Plato, Isaiah Berlin en Martin Heidegger) me vertrouwd in de oren. Desondanks is het boek niet alleen voor types zoals hij en ik geschreven, maar juist voor iedereen: Boeddhisme, kunstmatige intelligentie, literatuur en persoonlijke verhalen – ieder kan vanuit zijn of haar raakvlak aansluiten. Als iemand onder woorden kan brengen waarom schaken zo waardevol is voor het leven (of soms juist zo waardelóós voelt), dan is het Jonathan Rowson wel.
De juiste zet van schaker-filosoof Jonathan Rowson
Ondanks mijn voorliefde voor boeken, heb ik nog maar weinig schaakboeken gelezen. Het probleem is dat er te veel voorhanden is. Omdat de schaakmarkt ook nog eens zo klein is, zijn de kwaliteitseisen laag en staat er een hoop rotzooi te koop. Wanneer je een flutboek openslaat, bekruipt je het gevoel van tijdsverspilling, waardoor je de schaakboeken weer een tijdje zal ontlopen. Maar er zijn altijd pareltjes te vinden.
Grandmaster Chess Strategy van Jurgen Kaufeld & Guido Kern
Dat de glorie van het schaken in het minuscule zit; in de pion die een vakje naar achteren had moeten staan, in de toren die op de c-lijn had moeten staan en níet op de d-lijn, in het feit dat de koning, die even eerder naar g8 was gegaan, juíst op dat veld schaak kwam te staan in een tactische combinatie – dat is wat Ulf Andersson me, via dit boek over hem, geleerd heeft.
Ulf Andersson (links) in de documentaire ‘Liefde voor Hout’ over het Nederlandse schaak. Met o.a. Jan Timman (rechts), Hans Ree en Hein Donner
Jules Welling (2002), Van pion tot koning: Wonderkinderen aan zet, Van Holkema & Warendorf.