Inloggen

Inloggen

MIJN SCHAAKBOEKEN DOOR DANIËL ZEVENHUIZEN (SV SPIJKENISSE, UVS NIJMEGEN)

Binnen het RSB-wereldje is in augustus 2020 een schaakboekenestafetterubriek van start gegaan. Zie hiervoor het bericht Mijn schaakboeken. Net als Maxim le Clercq van schaakvereniging RSR Ivoren Toren kreeg ik van Robert Aarts en mijn schaakleerling Joaquin Aarts (ook van RSR) de vraag om een stukje te schrijven voor deze rubriek. Voor een overzicht van alle bijdragen, zie de website van de RSB: http://r-s-b.nl/mijn-schaakboeken/.


De standhoudende crisissituatie heeft in ieder geval twee positieve effecten gehad: de hernieuwde interesse voor boeken en de opleving van de spelletjesmarkt. Daarbij heeft de schaakwereld een grote rol gespeeld. Vrienden van wie ik het nooit verwacht had hebben naar aanleiding van de isolatieplicht (en het kijken van The Queen’s Gambit, natuurlijk) het schaakbord afgestoft en zelfs terloops Tata Steel gevolgd. Aan het schaakanimo heeft de zegetocht van Jorden van Foreest zeker niets afgedaan; als vanouds gaan nationale glorie en sportgekte hand in hand. Dat het nu geen Formule-1 betreft maar ons geliefde bordspel is daarbij mooi meegenomen. 

Boeken zijn een belangrijk deel van mijn leven. Zij bewaren de herinnering aan een gedachtegang, een belevenis of een historische gebeurtenis en getuigen van de waarde die de schrijver aan dat alles heeft gehecht. Of het nu gaat om koken, romantiek of geschiedenis, een boek doet meer of minder gepassioneerd verslag van iets dat van belang is voor ons leven. Daarvan leren we doorgaans meer dan van een alledaagse dag (hoewel een ogenschijnlijk alledaagse dag dan weer vaak het materiaal vormt voor nieuwe boeken!).

 
HET EERSTE SCHAAKBOEK

Ook schaakboeken kreeg ik al jong onder ogen. Mijn eerste boek was Van pion tot koning: Wonderkinderen aan zet van Jules Welling. Het boek is geschreven voor kinderen, om te laten zien dat leeftijd bij schaken geen rol speelt. Daarbij staan jeugdpartijen van latere wereldtoppers als Michael Tal, Bobby Fischer en Garry Kasparov centraal (wanneer zou de nieuwe editie uitkomen, met een hoofdstuk over onze huidige wereldkampioen?). Toch is Van pion tot koning geen gewoon kinderboek. Bol staand van anekdotes en partijfragmenten biedt het boek naast vermaak ook een hoop te leren. Van harte aanbevolen voor gemotiveerde kinderen die van verhalen houden en zelfstandig aan de slag willen.


Mijn eerste schaakboek: Van pion tot koning van Jules Welling


Waar Jules Welling mij inspiratie bood, daar gaf Paul van der Sterren met zijn boekenserie De wereld van de schaakopening een belangrijke aanzet om mijn eigen stijl te ontwikkelen. Stijl is een vergeten element, wat openingsboeken vaak droog en taai maakt. In een intelligente verkenning van de opening laat Paul van der Sterren zien dat de wereld van de schaakopening een rijke constellatie is. Elke keuze splitst een variant af die zich vertakt in nieuwe varianten. Het resultaat is een glorieus uitdijend (en soms schrikbarend!) schaakuniversum. De indeling naar open en halfopen varianten alsmede de flankspelen spreekt tot de verbeelding; de keuze welk van de drie boeken open te slaan kan weleens beslissend zijn voor het type speler waartoe je jezelf mettertijd ontwikkelt. Ikzelf voelde me onmiddellijk getrokken tot het dunnere boekje middenin de serie: de flankspelen. Laat de rest zich maar stukbijten op de hoofdvarianten, dacht ik. Ik werk mijn weg er wel omheen…

In het midden: De wereld van de schaakopening van Paul van der Sterren


Naast inspiratie en stijl is structuur een kerndeel van iedere schaakopleiding. Daarin voorzag de serie van de onvolprezen Cor van Wijgerden en Rob Brunia: de Stappenmethode. Ik wil alle trainers op het hart drukken vooral de aanwijzingen in de handleidingen op te volgen, en niet alleen de werkboeken te gebruiken. Training vergt een holistische aanpak van lesgeven, inoefenen, spelen en met aandacht nabespreken; de Stappenmethode is niet alleen een manier om kinderen bezig te houden!

 De Stappenmethode van Cor van Wijgerden en Rob Brunia in het midden afgebeeld



HET LAATST-GELEZEN SCHAAKBOEK

Een dubbelzinnige vraag: ‘Welk boek las je het laatst?’. Het boek dat, of eigenlijk: de boekenserie die, ik het laatst uitlas (voor zover dat kan met studieboeken) is de serie Crucial Chess Skills for the Clubplayer. Deze serie werd geschreven door medelander en Internationaal Meester Robert Ris, tevens trainer van Eline Roebers. De laatste schreef pas een wereldkampioenschap op haar naam: een verwachtingsrijke gebeurtenis voor de toekomst van meisjes- en vrouwenschaak in Nederland. Voor zowel het eerste als voor het tweede deel van Crucial Chess Skills schreef ik een recensie op Schaaksite.nl. De serie biedt een praktische methode met veel recente partijfragmenten, waarvan ik in mijn eigen trainerspraktijk graag gebruikmaak.

 

De serie Crucial Chess Skills for the Club Player van Robert Ris

 

Vat ik de vraag anders op, dan lees ik: ‘Uit welk boek las je het laatst (en waar ben je nu dus nog mee bezig)?’ Dan kom ik bij Jonathan Rowson, een schakende filosoof uit Schotland, die al meerdere klassiekers op zijn naam heeft staan. Van hem lees ik niet het eerdere The Seven Deadly Chess Sins (2000) of Chess for Zebras (2005), maar zijn nieuwste The Moves that Matter: A Chess Grandmaster on the Game of Life (vertaald als De juiste zet). Ook ik ben filosofiestudent, maar op schakend vlak delf ik tegenover GM Rowson duidelijk het onderspit. Als zijn lotgenoot klinkt niet alleen het kader van schaakreferenties (naar klassieke partijen zoals Byrne-Fischer te New York, 1956) maar ook dat van filosofen (als Plato, Isaiah Berlin en Martin Heidegger) me vertrouwd in de oren. Desondanks is het boek niet alleen voor types zoals hij en ik geschreven, maar juist voor iedereen: Boeddhisme, kunstmatige intelligentie, literatuur en persoonlijke verhalen – ieder kan vanuit zijn of haar raakvlak aansluiten. Als iemand onder woorden kan brengen waarom schaken zo waardevol is voor het leven (of soms juist zo waardelóós voelt), dan is het Jonathan Rowson wel.

De juiste zet van schaker-filosoof Jonathan Rowson

 

HET INDRUKWEKKENDSTE SCHAAKBOEK

Ondanks mijn voorliefde voor boeken, heb ik nog maar weinig schaakboeken gelezen. Het probleem is dat er te veel voorhanden is. Omdat de schaakmarkt ook nog eens zo klein is, zijn de kwaliteitseisen laag en staat er een hoop rotzooi te koop. Wanneer je een flutboek openslaat, bekruipt je het gevoel van tijdsverspilling, waardoor je de schaakboeken weer een tijdje zal ontlopen. Maar er zijn altijd pareltjes te vinden.

Eén van de boeken die mij is bijgebleven, is Grandmaster Chess Strategy, met de ondertitel: What Amateurs Can Learn from Ulf Andersson’s Positional Masterpieces. Het boek is geschreven door IM Guido Kern en FM Jurgen Kaufeld en is een samenstelling van de partijen van Ulf Andersson (1951). Van hem heeft oud-kampioen van de VS, Alex Yermolinsky, eens gezegd: “Ulf was our cult figure, we’d give anything to become like him.” Wat dit boek zo spannend maakt is dat Andersson, zoals Yermolinsky suggereert, een eigenaardig type schaker is. Hij heeft waarschijnlijk eens dezelfde gedachte gehad als ik: laat de rest de openingsnieuwtjes maar vinden, ik ga over de flank. Natuurlijk is Andersson een enorm sterke speler, die overigens ook wel zijn nieuwtjes bedacht heeft. Maar zijn kracht schuilt erin in een schijnbaar gelijke stelling de allerkleinste disbalans naar zijn voordeel om te buigen. Geef Andersson een open lijn of een geïsoleerde pion om tegen te spelen - en hij weet geheid de winst binnen te halen, zelfs al kost het hem honderd zetten.

Grandmaster Chess Strategy van Jurgen Kaufeld & Guido Kern


Dat de glorie van het schaken in het minuscule zit; in de pion die een vakje naar achteren had moeten staan, in de toren die op de c-lijn had moeten staan en níet op de d-lijn, in het feit dat de koning, die even eerder naar g8 was gegaan, juíst op dat veld schaak kwam te staan in een tactische combinatie – dat is wat Ulf Andersson me, via dit boek over hem, geleerd heeft.

 

Ulf Andersson (links) in de documentaire ‘Liefde voor Hout’ over het Nederlandse schaak. Met o.a. Jan Timman (rechts), Hans Ree en Hein Donner

 

Ik nomineer Ricardo Klepke (ex-SV Spijkenisse, SV De Pionier, Goese SV) en Erik Both (SV Spijkenisse) om het volgende stukje in onze schaakboekenestafette te schrijven.


 
GENOEMDE BOEKEN

Jules Welling (2002), Van pion tot koning: Wonderkinderen aan zet, Van Holkema & Warendorf.
Paul van der Sterren (2004-6), De wereld van de schaakopening: Introductie tot de openingstheorie, delen 1-3, Tirion.
Rob Brunia & Cor van Wijgerden (1987-), De Stappenmethode, eigen uitgave.
Robert Ris (2018-19), Crucial Chess Skills for the Club Player, delen 1&2, Thinkers Publishing.
Jonathan Rowson (2020), De juiste zet: Wat schaken je leert over het leven, vertaling Wybrand Scheffer, Atlas Contact.
Jurgen Kaufeld & Guido Kern (2011), Grandmaster Chess Strategy, New in Chess.